Toelichting mutaties
A: Mutaties eerdere P&C producten
A1. Mutaties in begrotingssaldo in eerdere P&C producten
Dit is het begrotingssaldo van de Begroting 2025 voor de verwerking van amendementen.
A2. Effecten van de Amendementen bij de Begroting 2025
Bij de behandeling van de Begroting 2025 in Provinciale Staten in november 2024 zijn verschillende amendementen aangenomen. De financiële effecten van amendementen A851, A852, A853 en A56 zijn hier opgenomen.
A3. Beklemmingen Jaarrekening 2024 administratief verwerkt in de Voorjaarsnota 2025
In het Statenvoorstel bij de Jaarstukken 2024 staat de beslissing tot budgetoverhevelingen (beklemmingen) met een totale omvang van € 22,8 miljoen. Hiervan gaat € 15,8 miljoen naar 2025. In een bijlage bij de Jaarstukken lichten we toe dat dit de beklemmingen zijn in de categorieën subsidiebudgetten, overige bestuurlijke/juridische verplichtingen en circulaires provinciefonds. We gaan uit van de vaststelling van dit Statenvoorstel. Daarom zijn deze beklemmingen nu in deze Voorjaarsnota administratief verwerkt in de verschillende jaarschijven in de exploitatie en zijn ze ten laste gebracht van het begrotingssaldo. Dat wordt vervolgens verrekend met de Algemene vrije reserve.
B: Ontwikkeling binnen de ambities
B1. 1-1 Bestuur Participatie dekking uit Toekomstfestival en Regie omgevingsbeleid
Langetermijnplanning van middelen over de juiste jaren en activiteiten voor een bedrag van € 0,025 miljoen.
B2.-B5. Inzet Bikkergelden
In de Septembercirculaire kwamen structurele middelen beschikbaar om tariefstijging van het ov te voorkomen en om het ov-aanbod op peil te houden. Deze uitkeringen (de ‘Bikkergelden’) zaten in 2024 al in het provinciefonds, maar toen nog alleen voor dat jaar. De Bikkergelden voor het voorkomen van tariefstijging regionaal ov-tarief betalen we één op één door aan de vervoerder. De reden daarvoor is dat zij voor 2024 geen tariefstijging doorvoerden. Voor de Bikkergelden die tot doel hebben om het ov-aanbod op peil te houden en te verbeteren, besloten de Staten eerder om € 1,5 miljoen structureel toe te voegen aan de concessie Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee (HWGO). Voor resterende financiële middelen zijn er nu gesprekken met vervoerders. De Bikkergelden zijn dus al bestemd.
In 2025 en 2026 nemen we de Bikkergelden nog op als decentrale uitkeringen. Vanaf 2027 voegen we ze toe aan de algemene uitkering. Deze middelen staan in de Voorjaarsnota 2025 in de Begroting. Hierbij nemen we een deel van de middelen uit de decentralisatie uitkering (2025 en 2026) door middel van een ingroeimodel op in de jaren 2027-2030.
B6. 2-1 Concessiemanagement ov algemeen
Vrijval van het budget 2025 concessiemanagement van € 0,25 miljoen en het doorschuiven van middelen van 2026-2028 naar het jaar 2029.
B7. & B8. 2-1 SRM actualisatie
Dit gaat om een bijwerking en evaluatie van subsidies die horen bij infrastructurele projecten Subsidieregeling mobiliteit Zuid-Holland. Dit zorgt voor een nieuwe indeling in fasen van subsidiemiddelen en voor een gefaseerde vrijval van middelen van in totaal € 6,3 miljoen.
B9. – B10 Verschillende bijstellingen in tijd Beleidsdoel 3-1
Actuele informatie zorgt ervoor dat middelen van 2025 doorschuiven naar 2026 t/m 2027 op de onderwerpen Fieldlab Industrial Electrification (FLIE), Just Transition Fund (JTF) en Walstroom.
B11. Campusregeling - vrijval budget
Kennisinstellingen gebruiken jaarlijks de Campus-subsidieregeling van de provincie. Een klein deel van de gesubsidieerde activiteiten gaat uiteindelijk niet door. Dit deel wordt terugbetaald aan de provincie en vloeit terug naar de algemene middelen.
B12. Bestuurlijke beklemming: Archeologie digitaliseringsproject
De provincie heeft de wettelijke taak om haar archeologische vondsten en de documenten die daarbij horen, op een deskundige en toegankelijke manier te bewaren in een geschikte archeologische opslagplaats. Deze documentatie is het resultaat van het archeologisch onderzoek dat in Zuid-Holland is gedaan. Het is een belangrijk deel van de provinciale archeologische collectie. O nder begeleiding van Informatisering & Automatisering ( I&A) loopt er een project om te zien wat nodig is voor digitalisering. Daarmee willen we de toegankelijkheid van dit papieren archief voor het publiek verbeteren en het archief beter (laten) gebruiken voor onderzoek. Voor het vervolg van dit project (de daadwerkelijke uitvoering) voeren we een proef uit. Op basis van de ervaring die dat oplevert, zetten we het vervolgproject op en voeren dat uit. De verwachte kosten zijn € 0,2 miljoen.
B13. 4-2 Interbestuurlijk Toezicht domein monumenten en Archeologie
Het Rijk heeft in de septembercirculaire 2024 middelen beschikbaar gesteld voor het Interbestuurlijk Toezicht domein monumenten en Archeologie (IBT Erfgoed). Deze middelen worden structureel opgenomen voor € 0,1 miljoen.
B14. – B18. Diverse bijstellingen in tijd Beleidsdoel 4-1
Actuele informatie en looptijdverlengingen zorgen ervoor dat middelen van 2025 doorschuiven naar 2026 t/m 2031 op de onderwerpen co-financiering Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ( EFRO), Werklandschappen van de toekomst, Human Capital, Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) en Regionale Netwerken voor Innovatie Zuid-Holland (RNIZ).
B19. – B21. Opheffen reserves Beleidsdoel 4-1
Bij de Najaarsnota 2024 is de egalisatiereserve lastneming subsidies ingesteld. Deze reserve is bij de Jaarrekening 2024 gebruikt om niet-bestede subsidiebudgetten in te storten om toekomstige lastneming te dekken van subsidieaanvragen waarover al is besloten. Door het instellen van de egalisatiereserve is ook een aantal reserves binnen Beleidsdoel 4-1 overbodig geworden. Dat komt doordat deze een vergelijkbare functie hadden als de egalisatiereserve. In het Statenvoorstel staat als beslispunt om deze reserves op te heffen per eind 2025. De middelen die in deze reserves waren opgenomen om de lastneming van verstrekte subsidies te dekken, worden daarvoor ook ingezet. Er vallen dus geen middelen vrij.
B22. 5-1 Bestuurlijke beklemming: dekking (in)directe uitvoeringskosten ZH-PLG
De gerealiseerde indirecte uitvoeringskosten voor inzet op ZH-PLG over de jaren 2022 en 2023 zijn gedekt vanuit SPUK-middelen (Specifieke Uitkering). Hierdoor is er een onderbesteding in 2024 van € 3,1 miljoen. Voor de komende jaren verleent het Rijk geen SPUK-middelen voor (in)directe uitvoeringskosten. Om het programma ZH-PLG uit te voeren, zijn deze middelen nodig.
B23. 5-1 Faunabeheer ophoging (structureel)
De noodzaak groeit om vanuit andere maatschappelijke opgaven, zoals waterveiligheid en predatiebeheer, meer te doen aan faunabeheer. Op verzoek van de Staten stellen we extra beheerplannen op. Er is jaarlijks € 0,1 miljoen extra nodig voor de uitvoering.
B24. 5-1 Faunaschade ophoging (structureel)
Omdat meer dieren schade toebrengen aan gewassen en door stijgende gewasprijzen, stijgen de kosten voor de uitkering van de tegemoetkoming van schade. Die stijging begroten we op € 2,5 miljoen (structureel). Dit bedrag komt bij het al bestaande, structurele budget van € 9,5 miljoen. Hiermee komt het structurele budget op € 12 miljoen. Dat is gelijk aan de gerealiseerde uitgaven in 2024.
B25. 5-1 Lagere lasten natuurbeheer
De kosten voor natuurbeheer vallen in 2025 lager uit door de latere realisatie van Natuur Netwerk Nederland. Hierdoor vallen de beheerskosten lager uit.
B26. – B29. Diverse bijstellingen in tijd beleidsdoelen 5-1, 5-2 en 5-3
Actuele kennis zorgt ervoor dat middelen van 2025 doorschuiven naar 2026 t/m 2028 op de onderwerpen Uitvoeringskosten ZH-PLG, bestrijding waterteunisbloem, het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)/Nationaal Strategisch Plan (NSP) en Kaderrichtlijn Water als onderdeel van ZH-PLG.
B30. 6-1 Budgetopboeking Rivier als Getijdepark
Een vrijval van budget van € 0,025 mln in 2025 en 2026 als correctie op een incorrecte boeking bij Najaarsnota 2024 ten laste van de algemene middelen.
B31. – B33. Diverse incidentele vrijval/ophoging budget Beleidsdoel 7-1
Op de onderwerpen Aanpak bodemlocaties (€ 0,5 miljoen) en Altijd digitale dienstverlening (AADV) (€ 0,1 miljoen) vindt een incidentele vrijval van budget plaats. Daarnaast is er een bijstelling op de baten door dwangsommen van ongeveer € 0,2 miljoen.
B34. - B35. Diverse bijstellingen in tijd Beleidsdoelen 7-1 en 7-3
Actuele kennis zorgt ervoor dat middelen van 2025 doorschuiven naar 2026 t/m 2027 op de onderwerpen Definitieve Opslagplaats Noord-oost Abtspolder (DOP-NOAP) en Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)-subsidies.
B36. 8-1 Bestuurlijke beklemming: financiële processen en systemen
Er is een budget van in totaal € 10 miljoen opgenomen om de processen en systemen te verbeteren. Dit budget is verdeeld over de jaren 2024 t/m 2027. Hierbij is voor 2024 € 0,4 miljoen opgenomen. In 2024 is hiervan € 0,1 miljoen besteed. Het voorstel is om € 0,3 miljoen toe te voegen aan 2025.
B37. 8-1 Advieslasten benzinestations € 0,3 miljoen (incidenteel, 2025-2029)
De huidige juridische constructies voor de tankstations zijn verouderd en mogelijk in strijd met het (Europese) mededingingsrecht. De precario-inkomsten zijn niet marktconform, wat kan worden gezien als ongeoorloofde staatssteun. Daarnaast loopt de provincie mogelijk structureel materiële inkomsten mis. De provincie moet handelen om marktverstoring te corrigeren en rechtszekerheid te bieden aan exploitanten. De uitgaven zijn essentieel om juridische risico’s te vermijden, financiële voordelen te behalen en de transitie naar een eerlijker en duurzamer beleid te waarborgen. De inschatting van de financiële voordelen kan pas worden gemaakt als het onderliggende beleid hiervoor is vastgesteld. Dit is een onderdeel van de uitwerking van de uitwerking van deze opdracht.
Randvoorwaardelijk is een inzet van juridische expertise. Deels is deze intern beschikbaar en voor dit specifieke vraagstuk wordt eveneens een beroep gedaan op externe expertise. Deze wordt in afstemming met de eigen organisatie ingezet waar het proces zeer specifieke juridische vragen oproept of inzet van juristen met expliciete ervaring op dit terrein oproep. Dekking ten laste van het begrotingssaldo. Voor de navolgende jaren kan worden bezien of de dekking uit specifieke baten kan worden verkregen, zoals stijging van de precario dan wel de opbrengstontwikkeling uit dit traject.
C: Effecten afschaffen financiële gesloten systemen Bereikbaarheid en Groen
Opheffen financiële gesloten systemen Bereikbaarheid (C1. - C9.) en Groen (C10. - C16.)
In het Coalitieakkoord ‘Krachtig Zuid-Holland’ staat het volgende: ‘De gesloten systemen
worden afgeschaft. Het college komt bij de begroting van 2025 met voorstellen om een zorgvuldige
uitwerking op te stellen, met voldoende waarborging van beheer, onderhoud en vervanging.’ Op 21 augustus 2024 is de GS-brief ‘Afschaffen financiële gesloten systemen’ toegestuurd aan Provinciale Staten. In de Commissie voor Onderzoek van de Rekening (COR) van 11 september is deze GS-brief ter kennisname afgedaan.
In die GS-brief staat de achtergrond, aanleiding en werkwijze van de financiële gesloten systemen. Ook staat er hoe de geplande situatie en werkwijze er uitzien . Daarbij is aangegeven dat de geplande besluitvorming door uw Staten uiterlijk bij Voorjaarsnota 2025 plaatsvindt. In aanloop naar de Voorjaarsnota wordt dit financieel-administratief verwerkt. De financiële gesloten systemen zijn nog van toepassing op boekjaar 2024, inclusief de jaarstukken 2024.
In het Statenvoorstel staan 9 beslispunten over het afschaffen van de financiële gesloten systemen. Deze beslispunten lichten we toe in het Statenvoorstel. Daarbij staat ook een verwijzing naar bijlagen waarin verdere (detail)informatie staat . De financiële en administratieve gevolgen van het opheffen van de financiële gesloten systemen zijn verwerkt in deze V oorjaarsnota 2025.
Bereikbaarheid
C1. Vrijval afschaffen gesloten systeem Bereikbaarheid
Uit de reserve Bereikbaarheid valt € 0,9 miljoen vrij aan middelen die niet juridisch of bestuurlijk verplicht zijn. De overige middelen in deze reserve zijn wél verplicht en zijn in de komende jaren als last geraamd.
C2. t/m C5. Opheffing egalisatiereserve Beheer en Onderhoud en incidentele dotaties/stortingen
Door de introductie van voorzieningen voor groot onderhoud infrastructuur en vaarwegen, vervalt de egalisatiereserve Beheer en Onderhoud. De middelen in deze reserve vallen vrij en worden gestort in de voorziening groot onderhoud infrastructuur en groot onderhoud vaarwegen. Daarnaast wordt € 5 miljoen gestort in de nieuwe egalisatiereserve dagelijks beheer en onderhoud.
C6. t/m C9. Structurele dotatie aan de voorzieningen groot onderhoud infrastructuur en vaarwegen
Een jaarlijkse dotatie van gelijke omvang gaat naar de voorzieningen voor groot onderhoud aan infrastructuur en vaarwegen. Basis voor deze dotatie is het meerjarenonderhoudsprogramma met een looptijd van 15 jaar. Deze dotatie wordt gedekt vanuit de actuele middelen in de begroting voor groot onderhoud. Maar de actuele middelen schommelen in grootte, terwijl de dotatie jaarlijks hetzelfde bedrag is. Dit verschil leidt tot voor- en nadelen per jaarschijf. Die worden verrekend met het begrotingssaldo. Over de looptijd van 15 jaar gaat het om een nadelig verschil van € 0,6 miljoen.
Groen
C10. Reeds begrote storting in reserve Groene ambities verwerken in 2025 in plaats van 2026-2027
In de meerjarenbegroting is tot en met 2027 een jaarlijkse storting van € 3,8 miljoen begroot in de reserve Groene ambities. Door het opheffen van het gesloten systeem Groen wordt deze storting nu in één keer verwerkt in het jaar 2025. Dit heeft een administratief voordeel: vanaf 2025 ramen we alleen nog maar onttrekkingen aan deze reserve die op termijn naar 0 loopt.
C11. Terugdraaien onttrekkingen aan reserve Groene ambities
In de meerjarenbegroting 2025-2026 was een onttrekking geraamd aan de reserve Groene ambities ter dekking van lasten voor (beheer van) recreatiegebieden. De onttrekking is teruggedraaid als onderdeel van het afschaffen van het gesloten systeem. De lasten blijven echter wel in de begroting staan, waardoor dit resulteert in een nadeel van € 3,5 miljoen. Dit nadeel wordt gedekt vanuit de vrijval die bij mutatie C16 is toegelicht.
C12.-C13. Structurele dotatie aan de voorziening groot onderhoud provinciale recreatiegebieden
Een jaarlijkse dotatie van gelijke omvang gaat naar de voorziening voor groot onderhoud aan provinciale recreatiegebieden. Basis voor deze dotatie is het meerjarenonderhoudsprogramma met een looptijd van 15 jaar. Deze dotatie wordt gedekt vanuit de huidige middelen in de begroting voor groot onderhoud.
C14.-C15 Incidentele dotatie aan de voorziening groot onderhoud provinciale recreatiegebieden
Op basis van het meerjarenonderhoudsprogramma zijn er in de jaren 2025-2029 meer werkzaamheden dan er middelen zijn in de voorziening. Een voorziening mag niet negatief zijn. Daarom wordt er in 2025 eenmalig € 1,2 miljoen extra gestort in de voorziening. Dit wordt gedekt vanuit de hiervoor beschikbare middelen in de reserve Groene ambities.
C16. Vrijval afschaffen gesloten systeem Groen
Uit de reserve Groene ambities valt € 8,4 miljoen vrij aan middelen die niet juridisch of bestuurlijk verplicht zijn. De overige middelen in deze reserve zijn wél verplicht en zijn in de komende jaren als last geraamd.
D: Ontwikkelingen binnen algemene middelen
D1. Effecten accres September- en Decembercirculaire 2024
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) publiceerde op 17 september 2024 de septembercirculaire en op 12 december 2024 de decembercirculaire van het provinciefonds. Provincies worden hierin geïnformeerd over de meerjarige accresontwikkeling van de algemene uitkering en over de hoogte van de decentralisatie-uitkeringen. In de lid-GS-brieven aan Provinciale Staten van 22 oktober 2024 en 23 december 2024 zijn de meerjarige effecten toegelicht. Deze worden via deze Voorjaarsnota meerjarig in de begroting verwerkt.
D2. Motorrijtuigenbelasting
Elk jaar stuurt de Belastingdienst ons in januari de raming voor het lopende jaar. Op die raming baseren we de opbrengst die we verwachten uit de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. De opbrengst is afhankelijk van het aantal auto's en ook van het totaal aantal elektrische voertuigen. Mocht het aandeel elektrische auto's sneller stijgen dan de belastingdienst dacht in haar raming voor het jaar 2025, dan kunnen de opbrengsten voor 2025 lager uitvallen.
De afgelopen jaren steeg het geregistreerde autobezit in Zuid-Holland. Verschillende ontwikkelingen kunnen deze trend beïnvloeden, zoals de ontwikkeling van leasecontracten en vrijstellingen op basis van het klimaatakkoord. In de jaren 2026 tot en met 2030 houden we er rekening mee dat er voor elektrische voertuigen een tariefkorting van 25% geldt.
D3. Bijstellingen leges en precario
Voor de laatste inschattingen op de ontvangsten van leges is een bijstelling van de inkomsten nodig. Grote wijzigingen zien we bij Milieubelastende activiteiten voor € 2,5 miljoen negatief en Leges bouwactiviteiten van € 1,3 miljoen positief.
D4. & D5 Kapitaallasten (rente en afschrijvingen)
Door de verschuiving van de investeringen in de tijd (inclusief de verwerking van de onderuitputting op de investeringen 2024) veranderen de afschrijvings- en rentelasten in het meerjarenperspectief. De gesaldeerde rentebaten vallen € 1,5 miljoen hoger uit dan begroot. Dit heeft twee oorzaken: onderuitputting heeft invloed op de hoeveelheid tijdelijke overtollige middelen en het Rijk heeft geld beschikbaar gesteld voor specifieke taken. Denk bijvoorbeeld aan ZH-PLG. Voor de effecten na 2025 verwijzen we naar de kadernota 2026.
D6. Bijstelling arbeidskosten i.v.m. gestegen werkgeverslasten
Het maximale premieloon van de sociale lasten en de drempel van de pensioenpremies zijn omhoog gegaan waardoor de werkgever meer lasten moet afdragen.
D7. Vrijval reserve Ontwikkelingsperspectief Grevelingen en Volkerak-Zoom
In een GS-brief is het voorstel opgenomen om de bestemmingsreserve 'Ontwikkelingsperspectief Grevelingen en Volkerak-Zoom' op te heffen. Dat resulteert in een vrijval van € 15 miljoen ten gunste van het begrotingssaldo. In de GS-brief is de achtergrond en aanleiding hiervoor nader toegelicht, en ook aangegeven dat dit bedrag van € 15 mln als risico wordt opgenomen in het overzicht van totale incidentele risico's in de Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing.